Ja, het Koningslied van John Ewbank had een vreemde, onsamenhangende tekst, met een onbegrijpelijk perspectief en een tenenkrommende pathetiek. Ik vind het niet erg dat het lied niet langer ten gehore wordt gebracht. En ik ben het grotendeels eens met Wim Daniëls, die bij Pauw & Witteman zegt dat er grammaticaal van alles niet deugt aan de tekst. Maar zijn bezwaar tegen “de dag die je wist dat zou komen” wil ik wat relativeren. De kritiek wordt in de media veelvuldig herhaald, maar Daniëls komt niet verder dan te pleiten voor de alternatieve formulering “de dag waarvan je wist dat die zou komen”, terwijl er voor de oorspronkelijke zin best wat te zeggen valt.
Natuurlijk, “de dag waarvan je wist dat die zou komen” is veel gewoner Nederlands dan wat er in het Koningslied staat, dat lijdt geen twijfel. Toch is de constructie in dat lied niet onmogelijk in het Nederlands. Om dat te begrijpen moeten we eerst eens kijken wat er nu precies wordt gedaan in die zin. Daarvoor moeten we hem eerst even afmaken: “De dag die je wist dat zou komen, is eindelijk hier”, krijg je dan.
Je wilt in de bovenstaande zin drie dingen vertellen. Allereerst vertel je twee dingen over “de dag” die bezongen wordt, namelijk:
1. hij is eindelijk hier;
2. hij zou komen;
Het derde ding dat je wilt vertellen gaat over puntje 2. hierboven. Daarvan wil je zeggen:
3. (dat de dag zou komen), dat wist je.
Je kunt die drie mededelingen achter elkaar zetten, bijvoorbeeld in aparte zinnen of in zinnen met het woordje “en” ertussen. Dat noemen we nevenschikking. Hieronder zie je een paar voorbeelden:
– De dag zou komen. Dat wist je. Hij is eindelijk hier.
– De dag zou komen en dat wist je. Hij is eindelijk hier.
– De dag zou komen en dat wist je en hij is eindelijk hier.
We kunnen er ook voor kiezen om bepaalde mededelingen belangrijker te maken dan andere. De belangrijkste mededelingen laten we dan in een nevenschikking staan. We noemen ze dan hoofdzinnen. De mededelingen die we minder belangrijk maken, stoppen we binnen in zo’n hoofdzin, als apart zinnetje. Dat noemen we onderschikking. Zo’n ondergeschikt zinnetje noemen we een bijzin. Stel dat we mededeling 1. minder belangrijk maken, dan krijgen we een van de onderstaande zinnen:
– De dag (die eindelijk hier is,) zou komen. Dat wist je.
– De dag (die eindelijk hier is,) zou komen en dat wist je.
Of stel dat we mededeling 2. minder belangrijk maken. Dan krijgen we:
– De dag (die zou komen,) is eindelijk hier. Dat wist ik.
– De dag (die zou komen,) is eindelijk hier en dat wist ik.
Maar ho, wacht! Dit klopt niet! Want “dat wist ik” betekent nu iets anders dan mededeling 3. Het betekent namelijk “Ik wist dat de dag eindelijk hier is” en niet meer “de dag zou komen”. Dat komt door het woordje “dat”. Dat kan niet terugslaan op de mededeling in zo’n ondergeschikt zinnetje. Als we mededeling 2 (‘de dag zou komen’) minder belangrijk willen maken, hebben we dus een probleem. Blijkbaar kunnen we een mededeling zoals 2., waarover nog weer iets anders wordt medegedeeld (mededeling 3.) niet onderschikken.
In Vlaanderen hebben ze daar een oplossing voor. Daar kunnen ze mededeling 2. en 3. allebei onderschikken. Je krijgt dan:
– De dag (die je wist)(die zou komen,) is eindelijk hier.
In Nederland vinden we twee keer “die” blijkbaar niet mooi. Allerlei streektalen en dialecten in Nederland gebruiken daarom zinnen waarbij het tweede “die” door “dat” is vervangen. Je krijgt dan zinnen zoals die in het Koningslied:
– De dag die je wist dat zou komen, is eindelijk hier.
Ik heb ooit meegewerkt aan een onderzoek naar het voorkomen van zulke zinnen en ze blijken heel vaak voor te komen. In de tweedelige Syntactische Atlas van de Nederlandse Grammatica (SAND) zijn ze te vinden op pagina 85. In grammaticaboeken van Nederlandse streektalen vinden we ze ook. De Grammatica Fries van Jan Popkema geeft als voorbeeld: “De jonge dy’t ik hearde dat hjir west hat, is net mear te finen”. En zelfs in het Standaardnederlands vinden we er voorbeelden van. Zo vind ik een Nederlandse vertaling van de sprookjes van Andersen uit 1928 “Kleine Klaus moest altijd maar denken aan al dat heerlijke vleesch en de visch en de taart, die hij wist dat in den oven stonden.” Googel maar eens op “die hij wist dat” en je vindt een heleboel van dat soort zinnen.
Nou is het gekke dat we zo’n dubbele onderschikking niet altijd even mooi vinden. Vergelijk de Koningsliedzin maar eens met de zinnen die ik eronder zet:
– De dag die je wist dat zou komen, is eindelijk hier.
– De dag die je dacht dat zou komen, is eindelijk hier.
– De dag die je hoopte dat zou komen, is eindelijk hier.
– De dag die je vermoedde dat zou komen, is eindelijk hier.
– De dag die je begreep dat zou komen, is eindelijk hier.
– De dag die je snapte dat zou komen, is eindelijk hier.
– De dag die je hoorde dat zou komen, is eindelijk hier.
Waarschijnlijk vinden veel lezers dat hier wel acceptabele zinnen tussen staan. Ze vinden de constructie met een dubbele bijzin dus in principe acceptabel, alleen vinden ze misschien dat die met “weten” in mededeling 3. minder goed klinkt dan met sommige andere werkwoorden.