Results

Gefeliciteerd, dit was geen makkelijke kwis en je hebt laten zien dat je ondanks de nodige valkuilen op je pad je hoofd koel hebt weten te houden. Knap werk!

De cesuur van 70 procent is natuurlijk volkomen willekeurig, maar het is een spelletje, dus: helaas, je hebt te weinig punten gescoord voor kortstondige internetroem.

Doorgaan

#1. Welke zin bevat een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent?

Alleen in de zin ‘Ik neem mee wat ik kan vinden’ kun je een woord vervangen door een zelfstandignaamwoordgroep en een daarbij horend betrekkelijk voornaamwoord: ‘Ik neem het ding mee dat ik kan vinden’.

Doorgaan

#2. "Onze zoon is in Groningen geboren." Welk woord kun je aan deze zin toevoegen om te laten zien dat het gezegde in deze zin werkwoordelijk is?

Door een tijdsbepaling toe te voegen wordt duidelijk of je in zinnen met ‘zijn’ of ‘worden’ en een voltooid deelwoord met een werkwoordelijk gezegde (in de lijdende vorm) of een naamwoordelijk gezegde (met een als bijvoeglijk naamwoord gebruikt voltooid deelwoord als naamwoordelijk deel) te maken hebt. Als je bijvoorbeeld ‘vrijdag’ toevoegt en je leest de zin alsof die betrekking heeft op het verleden (hier: de vorige vrijdag), dan heb je een werkwoordelijk gezegde voor je. Lees je de zin alsof die betrekking heeft op de toekomst (hier: de volgende vrijdag), dan heb je een naamwoordelijk gezegde voor je.

De ontleding van zinnen met ‘geboren’ is niet altijd makkelijk: enerzijds gedragen ze zich werkwoordelijk, anderzijds juist naamwoordelijk. ‘Onze zoon is vrijdag geboren’ heeft duidelijk betrekking op het verleden en het gezegde heeft daardoor een duidelijk werkwoordelijk karakter. Tegelijk kun je geen door-bepaling toevoegen: ‘*Onze zoon is door mijn vrouw geboren’ klinkt raar. Ook kun je zeggen dat iemand die geboren is, ‘iets’ is (namelijk ‘geboren’) en je kunt ‘geboren’ ook in een nevenschikking met een bijvoeglijk naamwoord gebruiken (‘Onze zoon is geboren en gezond’), wat weer wijst op een naamwoordelijk gezegde.

Doorgaan

#3. "De oppositie roept op dat hier meer openheid over komt." Wat is de functie van de bijzin in de hoofdzin?

‘Oproepen’ kan twee soorten aanvullingen (complementen, voorwerpen) bij zich krijgen:
1. een lijdend voorwerp: de persoon die de oproep moet aanhoren;
2. een voorzetselvoorwerp: na ‘tot’ staat de inhoud van de oproep.

In de zin ‘Jan roept Piet op tot actie’ zitten ze allebei: aanvulling 1 is ‘Piet’, aanvulling 2 is ‘tot actie’.

In de zin ‘De oppositie roept op dat hier meer openheid over komt’ is ‘dat hier meer openheid over komt’ van type 2. Omdat het een bijzin is, wordt het niet voorafgegaan door een voorzetsel. Voorzetselvoorwerpen die een bijzin zijn, gaan meestal samen met een voorlopig voorzetselvoorwerp. Dat kan hier ook: je kunt ‘ertoe’ toevoegen (‘De oppositie roept ertoe op dat hier meer openheid over komt’). Er is echter een toenemende neiging in het Nederlands om het voorlopig voorzetselvoorwerp weg te laten, een ontwikkeling waarvoor de zin uit deze opgave, die van het internet komt, illustratief is.

Doorgaan

#4. "Jij uilskuiken!" Welke uitspraak over deze zin is ONJUIST?

In uitroepende zinnen met een naamwoordelijk gezegde kan het koppelwerkwoord achterwege blijven. Dat zien we ook in de zin ‘Jij uilskuiken!’ In die zin is ‘jij’ het onderwerp. Daarbij hoort het naamwoordelijk gezegde ‘uilskuiken’. Dat heeft (zoals bijna alle zelfstandignaamwoordgroepen) een valentie van 1, oftewel: er hoort alleen een onderwerp bij, geen voorwerpen.

Een lijdend voorwerp staat uiteraard niet in de zin, daarvoor zou een werkwoordelijk gezegde nodig zijn.

Doorgaan

#5. Welke zin toont aan dat een naamwoordelijk gezegde volledig uit werkwoorden kan bestaan?

Je kunt een werkwoordelijk gezegde als naamwoordelijk deel van een gezegde gebruiken. Dan komt er doorgaans nog een koppelwerkwoord bij. De zin ‘De snelste weg naar succes is leren lezen’ is daar een duidelijke illustratie van. ‘De snelste weg naar succes’ is het onderwerp, ‘leren lezen’ is het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde, ‘is’ is het koppelwerkwoord.

Doorgaan

#6. "Morgen verwacht het KNMI dat de zon schijnt." Wat is 'morgen' in deze zin?

In deze zin geeft ‘morgen’ de tijd aan van het schijnen. Hoewel het woord van de rest van de bijzin gescheiden is (‘zinsvervlechting’) hoort het daar wel degelijk bij.

Doorgaan

#7. Welke zin kun je gebruiken om het aan elkaar schrijven van 'pianospelen' te verdedigen?

Als ‘pianospelen’ één woord is, dan moet het deel kunnen uitmaken van het werkwoordcluster aan het einde van een zin. In het Nederlands van Nederland kan daarin niets staan wat niet bij een werkwoord hoort. Als mensen in Nederland een zin die eindigt op ‘te kunnen pianospelen’ goed vinden klinken, dan verraadt dat dat ze ‘pianospelen’ als één woord in hun mentale lexicon hebben opgeslagen.

De twee zinnen ‘pianospelen is niet eenvoudig’ en ‘Zonder pianospelen kom ik de vakantie niet door’ lijken in eerste instantie ook alleen mogelijk als ‘pianospelen’ één woord is, maar dat blijkt schijn. Immers, ook overduidelijke woordgroepen als ‘in het bos spelen’ zijn in deze constructie mogelijk.

Doorgaan

#8. Welke twee zinsdelen staan in een Nederlandse stellende hoofdzin altijd naast elkaar?

Het plaatsonderwerp ‘er’ is een clitic – een onbeklemtoond woordje dat aan een ander woord wil plakken, in dit geval de persoonsvorm. Het kan er meteen voor óf er meteen naast staan: ‘Er komen twee mensen de brug over’ / ‘Soms komen er twee mensen over een brug’.

Het in veel methoden gehanteerde stelregeltje dat onderwerp en persoonsvorm altijd of zelfs maar bijna altijd naast elkaar zouden staan, is onjuist: ‘Op vrijdag komen er altijd twee mensen de brug over’, ‘Er komen maar zelden twee mensen de brug over’ enz.

Doorgaan

#9. "De boer had zijn vrouw horen zeggen dat er onweer op komst was." Waar eindigt in deze zin de hoofdzin?

Bijzinnen maken deel uit van de hoofdzin. Het hoofwerkwoord van de hoofdzin is ‘horen’, met daarbij als lijdend voorwerp de beknopte bijzin ‘zijn vrouw zeggen dat er onweer op komst was’. In die beknopte bijzin is de gewone bijzin ‘dat er onweer op komst was’ het lijdend voorwerp bij het hoofdwerkwoord ‘zeggen’.

Doorgaan

#10. "Die gulzigaard eet en drinkt onze hele kelder leeg." Welke uitspraak over deze zin is ONJUIST?

“Die gulzigaard eet en drinkt onze hele kelder leeg.”

Dit is typisch een zin met twee nevengeschikte persoonsvormen, die samen één betekeniseenheid vormen: ‘eet en drinkt’. De zin bevat de voornaamwoorden ‘die’ en ‘onze’, en de resultatieve constructie met de bepaling van gesteldheid ‘leeg’ bij ‘onze hele kelder’.

De zin is geen samentrekking van twee aparte hoofdzinnen met elk één persoonsvorm. Dan zou je hem moeten lezen als ‘Die gulzigaard eet onze hele kelder leeg én hij drinkt onze hele kelder leeg’ en dat is natuurlijk niet wat er wordt bedoeld: door het gecombineerde eten drinken raakt de kelder leeg.

Afsluiten