“Sprekers van het Saterfries moeten bij het ondersteunende doen kiezen welke vorm van de infinitief ze gebruiken: die op -n of die op -e. En het gekke is dat de zinsvolgorde daarbij bepalend is. Staat doen voor het hoofdwerkwoord, dan krijgt dat de -e-vorm. Staat het erachter, dan krijgt het de -n-vorm: […]”